Waar zit wat ?

Grondstoffen moeten zo lang mogelijk in circulatie blijven en zoveel mogelijk waarde behouden. Om waardebehoud vast te kunnen leggen wil je je grondstoffen bij kunnen houden.

Je kan daarbij kijken naar materiaalstromen of je kan materiaalpaspoorten maken. 

Door materiaalstromen in kaart te brengen weet je beter wat in en uit gebouwen gaat, hoeveel waarde dat heeft, hoeveel daarvan wordt gerecycled en hoe duurzaam dat is.

Je kan ook inventariseren (taggen) wat zich allemaal in een gebouw bevindt zodat je de waarde ervan kan bepalen en je weet wat je daarvan kan hergebruiken, verkopen of recyclen. Dan maak je een materialenpaspoort. 

Het gaat om materialen, grondstoffen, elementen of componenten als 

De levensduur van onderdelen in een gebouw.                                  

In een gebouw kan je zes lagen onderscheiden, de lagen van Stewart Brand. Die gaan allemaal een bepaalde tijd mee. 

1. De eerste is de 'site', welke een oneindige levensduur heeft;
2. Vervolgens de constructie. Grote aanpassingen worden niet gedaan aan de constructie, op uitbreidingen na. Daarom heeft deze laag zeer vaak dezelfde levensduur als het gebouw zelf;
3. De derde laag is de 'skin': de huid rondom het gebouw die het gebouw dicht maakt, zoals het dak en de gevel. De gemiddelde levensduur is tussen de 30 en 60 jaar;
4. De vierde laag zijn de 'services': de werkende elementen in een gebouw, zoals de installaties, elektriciteit, communicatie-kanalen en dergelijke. Deze worden al vaker aangepast met een gemiddelde levensduur van tussen de 5 en 30 jaar;
5. De één-na-laatste laag heet de 'space plan', dit zijn de interne scheidingen zoals wanden en vloeren, deuren en dergelijke.
6. Het interieur heeft over het algemeen de kortste levensduur met gemiddeld 5 tot 15 jaar.

In die zes lagen heb je de volgende elementen.

Afbeelding Beelen.nl