Open menu

2.2. Doel en vragen

Leerdoelen

Na dit hoofdstuk weet je

- dat we vroeger lineair dachten in take-make-waste

- dat we nu circualir denken in afval is voedsel

- dat de natuur werkt met kringlopen

- dat de natuur biobased werkt en zonder gif

- dat we nutrienten weer (gifvrij) terug moeten brengen op de bodems

 - dat aardgas vrij komt uit de vergisting en dat die eigenlijk afkomstig is van CO2 uit de lucht en water

- wat de biocyclus is met voorbeelden

- wat de technocyclus is met voorbeelden

- wat design for disassembly is

- wat cradle to cradle producten zijn

- wat een materialpaspoort is en een materialenbank

- hoe men (slimme) wasmachines in de circualiere economie aan het vormgeven is 

- hoe men slim om probeert te gaan met afval.

 
Vragen over 2.2.

Hier volgen 10 vragen over dit hoofdstuk
U bent geslaagd als u er 8 van de 10 goed hebt.


1) Wat kan je op koffiedrap kweken ? Wat kan je doen met vleesresten ?
2) Hoe kan het dat een kersenboom als maar nieuwe kersen kan produceren terwijl in de winter de bladeren afvallen. Wat is het goede antwoord ?
3) De natuur werkt biobased. Wat wil dat zeggen en waarom ?
4) In de biocylus zitten C (koolstof), H (waterstof), O (zuurstof), N (stikstof), P (fosfaat), S (sulfaat) in een cyclus. Aardappelenplanten groeien er bijvoorbeeld op. Welke van deze stoffen moet je na gebruik weer terug brengen op het land ?
5) Hoe zou je kunnen komen tot "Shopping for clothing for ever" ?
6) Men maakt onderscheid in een biocirkel en een technocirkel. Wat is juist ?
7) In de circulaire economie koop je geen wasmachine meer maar wat dan wel. Je koopt ook geen lamp meer wat dan wel ?
8) Waarvoor dient een materiaalpaspoort en een materiaalbank ?
9) In de circulaire economie worden onderhoud en reparatie belangrijk . Daarnaast blijven fabricanten verantwoordelijk voor hun product. Wat is het gevolg daarvan ?
10) We hebben lang geleefd in een lineaire economie. We haalden grondstoffen uit de grond, maakten er dingen van en gooiden ze weg. Hoe wordt dat kort genoemd.