Open menu

Nieuwe kennis

1. De leerkracht zoekt naar fundamentele oorzaken en effecten van duurzaamheid vraagstukken en kan hierbij relevante informatiebronnen raadplegen.

2. De leerkracht past kritisch denken, in de toekomst kijken en creatief denken toe om alternatieven te formuleren voor duurzaamheidvraagstukken.

3. De leerkracht kan veranderingsprocessen in de maatschappij kritisch inschatten vanuit een duurzaam perspectief. Hij/zij stelt deze inschatting voortdurend bij naar aanleiding van nieuwe inzichten en visies.

4. De leerkracht bouwt aan een visie rond een duurzame toekomst en is bereid zijn/haar handelingen hieraan aan te passen.

5. De leerkracht heeft inzicht in welke onderwijsprocessen en -systemen nodig zijn om leerlingen voor te bereiden op nieuwe uitdagingen en een transitie naar duurzame ontwikkeling te bewerkstelligen.

Systeemdenken

1. De leerkracht kan afwisselend verbredend en verdiepend denken bij het bestuderen van duurzaamheidvraagstukken.

2. De leerkracht kan de werking van natuurlijke, sociale en economische systemen omschrijven en de wijze waarop ze met elkaar vervlochten zijn.

3. De leerkracht kan de onderlinge afhankelijkheid van mensen hier en elders, nu en later omschrijven.

4. De leerkracht zoekt actief naar situaties om systeemdenken met de leerlingen toe te passen.

Waardeontwikkeling

1. De leerkracht erkent de nood aan een transitie naar een duurzame maatschappij.

2. De leerkracht kent zijn persoonlijke waarden en toont begrip voor die van anderen.

3. De leerkracht ondersteunt leerlingen om hun eigen waarden te verduidelijken, te confronteren met alternatieven en indien gewenst bij te stellen.

4. De leerkracht legt onderliggende waarden en waardeconflicten in duurzaamheidvraagstukken bloot.

5. De leerkracht belicht veronderstellingen en machtsverhoudingen die aan de basis liggen van duurzaamheidvraagstukken.

Omgaan met emoties

1. De leerkracht heeft inzicht in zijn/haar eigen gevoelens en emoties m.b.t duurzaamheidvraagstukken en kan deze betekenisvol uiten.

2. De leerkracht kan dilemma’s, problemen, spanningen en conflicten in klascontext vanuit verschillende invalshoeken belichten.

3. De leerkracht stimuleert en begeleidt leerlingen om inzicht te krijgen in hun eigen gevoelens en emoties m.b.t duurzaamheidvraagstukken en om deze betekenisvol te uiten.

4. De leerkracht kan emoties van leerlingen aangrijpen om verschillen in waarden te verhelderen.


Actiegerichtheid

1. De leerkracht kan een hoopvol perspectief bieden op de verandering die nodig is voor duurzame ontwikkeling.

2. De leerkracht gebruikt duurzaamheidvraagstukken om een krachtige leeromgeving te ontwerpen waarbij leerlingen worden aangespoord tot actief wereldburgerschap.

3. De leerkracht werkt samen met anderen om in het onderwijs op micro-, meso- en macroniveau veranderingen in het belang van een duurzame ontwikkeling te bewerkstelligen.

Bron: Het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid, Afdeling Milieu-integratie en -subsidiëringen, heeft deze lijst in september 2013 gepubliceerd (Educatie voor duurzame ontwikkeling (EDO), 2013). Nadrukkelijk wordt aangegeven dat het hier geen afvinklijst betreft en dat je deze lijst kritisch moet benaderen, maar dat het wel kan inspireren en tot discussie kan leiden.

Competenties

Systeemdenkende competentie:

het vermogen om relaties te herkennen
en te begrijpen;
om complexe systemen te analyseren;
om na te denken over hoe systemen zijn ingebed in verschillende domeinen en verschillende schalen; 
om te gaan met onzekerheid.

Anticiperende competentie:

het vermogen om meerdere uitkomsten te begrijpen
en evalueren - mogelijk, waarschijnlijk en wenselijk;
om je eigen visies voor de toekomst te creëren;
het voorzorgsbeginsel toepassen;
om de gevolgen van acties te overzien; en
om om te gaan met risico's en
veranderingen.

Normatieve competentie:

de vaardigheden om te begrijpen en
nadenken over de normen en waarden die ten grondslag liggen aan iemands acties;
en om duurzaamheidswaarden, - principes,  -doelen  in een context van belangenconflicten en afwegingen toe te passen bij onzekere kennis en tegenstrijdigheden.

Strategische competentie:

de capaciteit om zich gezamenlijk te ontwikkelen en innovatieve acties te implementeren 
die duurzaamheid bevorderen op lokaal niveau en daarbuiten.

Samenwerkingscompetentie:

de vaardigheden om van te leren
anderen; de behoeften, perspectieven te begrijpen en respecteren
en acties van anderen (empathie) te begrijpen en relateren.
Wees gevoelig voor anderen (empathisch leiderschap);
Leer
omgaan met conflicten in een groep;

Kritisch denken competentie:

het vermogen om normen te stellen over
praktijken en meningen;
nadenken over de eigen waarden, percepties en acties; en
om een ​​positie te nemen in de
duurzaamheidsdiscours.

Competentie voor zelfbewustzijn:

het vermogen om te reflecteren op iemands
eigen rol in de lokale gemeenschap en (mondiale) samenleving;
naar voortdurend je acties evalueren en motiveren en om te gaan met iemands gevoelens en verlangens.

Geïntegreerde probleemoplossende competentie:

de overkoepelende
mogelijkheid om verschillende probleemoplossende kaders toe te passen om duurzaamheidsproblemen te complexeren en levensvatbare,
inclusieve en billijke oplossingsopties te promoten. 
Integratie van de bovengenoemde competenties tot één geheel.